Degelijke
houtconstructies
zijn met
pen-en-gatverbindingen
in elkaar gezet.
Die methode is veel sterker dan het simpelweg
vastspijkeren
van onderdelen.
In de ene
balk
wordt het
pengat
gemaakt (eerst geboord, dan bijgehakt)
en de andere balk wordt versmald tot een
pen
zodat deze in het gat past.
Om beide onderdelen onwrikbaar met elkaar te verbinden
worden door het geheel enkele gaten geboord,
waar dan houten
nagels
doorheen gaan. De
toognagelgaten moeten dezelfde diameter hebben hebben als de toognagel.
De truc zit het in het togen. In beide onderdelen zitten de ronde gaten ten
opzichte van elkaar iets verspringend. Door een taps toelopend
toogijzer
door het toognagelgat te slaan, worden de gaten met geweld
op één lijn gebracht. Daarna wordt het toogijzer vervangen door de
toognagel, die de constructie voor goed verankert.
De toognagel is dus een houten, meestal eiken pen,
die wat taps toeloopt en wat langer is dan de pen-en-gatverbinding.
De doorsnede is rond of hoekig.
Hij steekt dus aan tenminste één kant
wat uit. Is dat de smalle kant, dan wordt deze vaak afgebroken of afgestoken.
Is het de dikke kant,
dan kan deze blijven zitten, zodat de verbinding desnoods later nog eens met
een ferme tik weer op
spanning gebracht kan worden.
Een kapconstructie bevat veel pen-en-gatverbindingen.
Nu duidelijk is hoe de
timmerman
de toognagels inbrengt, blijkt ook meteen waarom de
telmerken
gezocht moeten worden aan de
'hamerkant' van de nagels.
Hoewel de timmerman op de bouwplaats gemakkelijk zelf een toognagel kan maken van wat
afvalhout, werden toognagels toch ook in grote hoeveelheden geprefabriceerd, zelfs uit het buitenland
geïmporteerd.
De diameter is meestal ongeveer gelijk, alleen voor de lengte waren diverse maten in omloop.
Tekst: Jean Penders, 09-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders