Een
ingang
is bedoeld om iemand binnen te laten.
Maar er zit niet voor niets een
deur
in: die dient om van alles en nog wat buiten te houden:
kou, regen en ongewenst bezoek.
Zeker in vroeger tijden kon vijandelijk bezoek een probleem van de eerste orde zijn.
Een
grendel
of een
slot
helpt meestal voldoende om de toegang te weigeren.
Maar wordt het menens, dan zijn meer maatregelen nodig.
Een schuin geplaatste
balk vangt de dreun van een stormloop al beter op.
Een makkelijker en effectiever middel is de sluitboom.
Bij de bouw moet hiermee al rekening gehouden worden.
Het middel ziet er namelijk eenvoudiger uit dan het is: een zware
balk,
die aan de binnenkant van de deur rechts en links in de
dagkant
van de ingang steekt.
Aan de ene kant is een bescheiden
gat in de muur
voldoende om de balk op zijn plek te houden.
Aan de andere kant zou dat op zich ook zo zijn,
ware het niet dat die balk dan niet meer uit de muur te krijgen is.
Daarom is het gat aan één kant flink wat dieper en ruimer,
zodat de balk daarin voldoende ruimte heeft om te draaien,
wanneer hij in en uit de muur geschoven wordt.
Het mooiste is een gat in de muur dat zo diep is dat de balk helemaal in deze
schacht kan geschoven worden.
De balk is dan in noodgevallen steeds bij de hand.
Hiervoor is natuurlijk wel een behoorlijk dikke muur nodig,
de sluitboom komt dan ook vooral voor bij
kastelen,
verdedigbare huizen en
kerken.
Het kan ook heel wat eenvoudiger: de sluitboom kan aan de ene kant in een
gat in het
kozijn
gestoken worden, en aan de andere kant in een naar
boven schuin uitlopende gleuf zakken. Op de
middenstijl
of
-roede
kan nog een
ijzeren beugel aangebracht zijn, die aan de bovenzijde open is. Simpel, maar niet zo sterk.
Is de constructie precies klemmende gemaakt, dat helpt deze ook tegen het klapperen van
deuren (of ramen).
Het is wel ook te hopen dat een eventuele ongewenste gast geen
stormram
bij zich heeft.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders