Blijden,
men kende ook
slingerblijden,
werden niet ter plaatse gemaakt maar met de legertros meegenomen naar het te
belegeren
kasteel
of de stad. Met de hier afgebeelde lepelblijde konden zware veldkeien over de
muur
worden geworpen, ook wel rottende krengen die ziekte in de stad moesten veroorzaken.
Wanneer het wapen krachtig genoeg was en een vlakke baan bereikt
kon worden, kon men er
bressen
mee in de muur schieten. Het bereik bedroeg enkele honderden meters.
Het personeel dat de blijde moest bedienen bevond zich achter een
beschermend schotwerk, zodat niet alleen het kostbare werktuig maar ook de
mensen zelf minder gevaar liepen.
Tekst: Cor van den Braber, 2004 (bewerkt). Afbeelding: Cor van den Braber