Hoor je 'kasteel', dan denk je aan de
Middeleeuwen,
aan
belegeringen,
aan
ridders
en aan de romantische jonkvrouw in de torenkamer.
Het kasteel is het Huis (met een hoofdletter) van een Heer.
Die heerst over een gebied en zorgt voor rust voor al zijn onderdanen.
Tenminste, dat was de bedoeling. Maar een roofridder die vanuit zijn burcht
onschuldige reizigers leegschudde, die geeft al aan dat het ene kasteel het andere niet is.
De kleinste vorm van wat we kasteelachtig kunnen noemen is de
woontoren,
het andere uiterste het grote kasteel met ruime voorburcht, omringd door de
weermuur,
(waarin in het geval van
Bredevoort
een heel stadje paste). Veel kastelen hebben een
donjon
als laatste schuilplaats.
Die is niet comfortabel. Daaromheen zijn dan ook gerieflijkere vertrekken gebouwd.
De poort bereikt men vaak via de voorburcht, die de boerderij kan bevatten, want ook ridders moeten eten.
Na de Middeleeuwen verliezen de kastelen hun militaire betekenis en worden
ze meestal verbouwd tot luxe
buitenplaatsen.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders