Een
dook
verbindt twee
natuursteenblokken.
Daarvoor is in beide onderdelen een ruim passend
gat
gehakt. De dook wordt met
lood
vastgezet.
Omdat het gloeiende lood naar beneden stroomt moet de dook eerst in het
(dan ondersteboven liggende)
bovenste blok vastgezet worden. In het onderste is vaak een
loodgootje uitgespaard. Hierdoor kan het lood het onderste
dookgat bereiken en het overtollige lood kan hierdoor weer afvloeien.
Het is een secuur werkje: als de steen het lood te snel afkoelt, zit de dook niet vast.
Bovendien kan lucht bij de ijzeren dook komen, met alle roestige gevolgen van dien.
Veel
trommels
en
basementen
van
zuilen
tonen dookgaten.
Tekst: Jean Penders, 10-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders