Daar gaat het om: in de absis van de
vroeg-Christelijke,
voor-romaanse
en
romaanse kerk
gebeurt het.
Het
kerkgebouw
staat er vooral om de Heilige Mis mogelijk te maken en dat sacrament een waardige
omgeving te geven. Het
hoofdaltaar
vindt er dan ook zijn plaats.
Bouwkundig is de absis te omschrijven
als een meestal halfronde uitbouw, met een
halfkoepel
gedekt.
Deze sluit bij een
zaalkerk
aan op het
schip.
Wanneer een kerk een
transept
heeft, zoals sommige
vroeg-christelijke basilieken,
kan de absis daarop aansluiten. Later verschijnt hiertussen
een koortravee.
Bij de steeds rijkere vormen van de kerkgebouwen, samenhangend met ontwikkelingen in de liturgie,
verschenen ook
absidiolen,
aansluitend op het transept.
Meestal is de absis op het
oosten
gericht. Vanaf het moment dat de gelovige de kerk betreedt wordt zijn aandacht naar deze zijde getrokken.
Dit is dan ook de plaats waar de
Majestas Domini
het best tot zijn recht komt.
De overgang van romaans naar
gotiek
valt samen met de steeds verdere uitbreiding van het
priesterkoor,
zodat gotische kerken dan ook geen absis meer hebben, maar een fors
koor.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders